He, heerlijk, zoveel mannelijkheid in keurige slagorde opgesteld te zien staan.
Op enigerlei manier mis ik iets...
Ik geloof niet in reizen. Ik ben er al. Nu, hier.
Y know , de tijd van ooit en ergens is voorbij... ik ben door de kern van het verdriet gegaan, tot op de grens van het onbenoembare, onuitdrukbare.
Misschien, Brood, lig ik, na hevig dat kindeke te hebben gebaard, in de stal, in afwachting op wat er verder komt. Ik ben immers vrouw, doordrenkbaar van wat het leven te bieden heeft. Vanuit mijn simpele kraambed koester ik de boreling, en láát de wetten en regels van de vaderen. Dit kind is een liefdeskind dat de ordening van de wijze oude mannen van mij, ik ben de moeder!, mag toelachen en ermee leren spelen. Dat geeft de gelegenheid de geliefde deugd Ontvankelijkheid een kans te geven. Daar zie ik naar uit. Uitzien als in het omgekeerde van 'vergeten', dat ik niet wil, en wat niet hoeft.
Een deugd die mij heel lief is, is mildheid, doorleefde zachtmoedigheid, mededogen, compassie. Ze geeft ons de tweede kans, of de derde of volgende. Ik kan niet zonder.
Genieten is een andere deugd die ik node mis. Laat me genieten van dit moederschap, van het kind, de herinnering aan de liefdesnacht met de verwekking, van het notoire sterven erna, de uitwerking tot liefhebben en elke uitdrukking er van. Laat me genieten van de ontmoetingen op of met de grens - de wedergeboorte - genieten van het verlangen, het verlangde en van het bereikte, zonder valse schuldgevoelens (zondes zijn van anderen) en schaamteloos.
De stal staat open, het hooi is vers en geurig, het leven fenomenaal, met of zonder schaapjes.
Mirthe
edit: Dertig bladzijden later merk ik dat dit kind het op een bepaalde manier het niet heeft gered. Het is ter ziele, het was helemaal niet welkom. Integendeel. Kou maakt ziek en doet sterven. Ik heb het begraven en het heeft absoluut geen zin dat ik een woord aan wijd, iets vertel of toelicht (dat doe je maar op je eigen plek)..
"Het is toch maar wat je er zelf in ziet, de anderen zijn hersenspinsels."
pagina 30.
Alstublieft. Zo gaan wij met elkaar om. In wederkerigheid gesteld: U bent mijn hersenspinsel. Ik zou maar uitkijken, ik zou maar niks van een ander tot mij nemen. Voor je het weet ben je een vat vol hersenspinsels. Brrrrr.