Ik ga graag naar het strand. Nergens wordt de omgeving zo gereduceerd tot enkele lijnen als bij de grens tussen water en land. Nederland heeft een zandstrand en dat zijn de fijnste stranden.
Ik loop door tot ik me alleen waan. Het is prettig te merken hoe snel zomergedruis van vliegeraars en kinderen verstomd door er afstand van te nemen, in letterlijke zin. Hoewel niets dan lucht me scheidt van drukke zomerpret, voel ik me omringd door stilte.
Ergens begint het naaktstrand en ik weet nooit precies waar. Maar als ik de eerste naaktloper tegenkom, voel ik me gerechtvaardigd een plekje uit te zoeken en mezelf ook te bevrijden van die vermoeiende lompen. Ik kruip zo dicht mogelijk tegen het duin aan, waar het zand wit en fijn is en als droog water uit m’n handen stroomt. Mijn kleren zijn voor nu mijn kussen. Ik ben zo mooi bruin in het witte zand. Mijn huid rimpelt wat als ik me buig. Maar ik stoor me daar niet aan. Alles ziet er prachtig uit, alles is zoals het hoort. Ik heb geen strandlaken bij me en geniet van het directe contact van m’n lichaam met het fijne zand. Ik ga even zitten, sla m’n armen om m’n benen en trek zo mijn knieën op. Ik gebruik ze als kussen voor mijn hoofd. Ik spied de hele kustlijn af en adem met genoegen de zeelucht in. Ik wieg wat heen en weer en voel me slaperig worden. Mijn poepgaatje raakt het zand, dat voelt gek maar lekker.
Ik ga liggen. Het zand voelt even koud maar dan weer heerlijk warm. Ik schommel wat zodat het zand de vorm van m’n lichaam aanneemt en een comfortabel kuiltje voor m’n billen ontstaat. De zon neemt bezit van m’n lichaam en ik sta het volledig toe. Ik word opgenomen in een groot geheel van blauwe lucht en gereduceerde mensenstemmen, als uit een ver verleden, terwijl het hier en nu onwrikbaar beslag van me neemt. Hoe is het mogelijk dat de zon, die zo ver weg staat in een groot en koud universum, in staat is zijn warmte tot op mijn huid te brengen met zulke overtuigingskracht? Ik beweeg niet, maar mijn lichaam liefkoost de schepping met passioneel vuur dat in mijn buik opwelt. Ik draai me om en lig dan met m’n vuisten bij m’n schouders, m’n hoofd naar rechts gekeerd. Ik voel me veilig en slaap neemt langzaam bezit van me. De faseovergang tussen waken en slapen duurt heerlijk lang. Mijn gedachten gaan onmerkbaar over in dromen en goddelijke overpeinzingen.
Na enige uren de liefde bedreven te hebben met alles wat via m’n oren, ogen en huid tot me kwam, neem ik afscheid van mijn plekje. Ik kleed me enigszins aan, sla de rest om m’n arm en loop weg. Ik kijk nog even achterom en zie dat de wind fatsoeneert wat omgewoeld is geweest.
— “Een erotische ontdekkingstocht vol fantasie en verbeelding” —